Het is belangrijk om goed zicht te hebben op de staat van de natuur in Fryslân. Daarom maakte provincie Fryslân natuurdoelanalyses (NDA’s). Dit zijn analyses waarin staat hoe het met de natuur in de Friese Natura 2000-gebieden gaat. Ook andere provincies maken deze analyses voor hun gebieden.

De natuurdoelanalyses zijn nu eerst gemaakt voor de stikstofgevoelige natuurgebieden. In Fryslân zijn dit: Bakkeveense Duinen, Van Oordt’s Mersken, Wijnjeterper Schar, Rottige Meenthe, Ameland, Alde Feanen, Vlieland, Terschelling, Schiermonnikoog. Voor Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving is een verkorte natuurdoelanalyse opgesteld. Voor de twee gebieden Drents-Friese Wold & Leggelderveld en het Fochteloërveen is provincie Drenthe verantwoordelijk voor de NDA’s.

Een grote grasduin met een bewolkte lucht er achter
Natuur op Vlieland

In de NDA’s is per gebied te lezen hoe het met de natuur gaat, welke knelpunten er zijn en wat mogelijk oplossingsrichtingen zijn. Het bevat geen maatregelen op gebiedsniveau. Die volgen in de gebiedsgerichte aanpak in het kader van het Fries Programma Landelijk Gebied (FPLG). Voor veel van de Natura 2000-gebieden in Fryslân geldt dat verdroging, stikstof en verzuring voor problemen zorgen. Op 4 juli was er een webinar over het FPLG en de natuurdoelanalyses. Die is hier terug te kijken. (eksterne keppeling)

Adviezen Ecologische Autoriteit

De provincie Fryslân heeft de natuurdoelanalyses voor de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden op 30 juni naar de Ecologische Autoriteit (EA) gestuurd. De EA brengt vervolgens advies uit over de NDA's. Voor die tijd worden er per Natura 2000-gebied nog veldbezoeken georganiseerd met de EA en andere betrokken partijen om de situatie in de gebieden te bekijken.

De adviezen voor Rottige Meenthe & Brandemeer en voor de Alde Feanen zijn klaar. De EA publiceert de adviezen (eksterne keppeling)op hun website(eksterne keppeling). Daar verschijnen de komende maanden ook de adviezen voor de andere gebieden. We gaan de adviezen nader bekijken om te kijken of en waar we de gesuggereerde maatregelen een plek geven. Dat kan bijvoorbeeld via het gebiedsprogramma van het Fries Programma Landelijk Gebied en de maatregelpakketten, maar ook via het Programma Natuur of de Natura 2000-beheerplannen.

Bekijk de natuurdoelanalyses

De natuurdoelanalyses zijn hieronder te downloaden. Ze bevatten informatie over de staat van de natuur in die specifieke gebieden. De analyses zijn gemaakt op basis van bestaande informatie. zoals veldbezoeken, kaarten, inventarisaties en getallen uit databanken. Over sommige soorten en leefgebieden is op dit moment nog niet voldoende bekend. Om die kennisleemtes te vullen, start de provincie aanvullende onderzoeken.
De NDA’s worden blijvend geactualiseerd. Daarbij wordt telkens gekeken hoe het met de natuur gaat, of getroffen maatregelen helpen en welke maatregelen er aanvullend nodig zijn. Bestaande (oudere) informatie kan dus worden gezien als nulmeting. Zo ontstaat er een steeds vollediger beeld van hoe de natuur zich ontwikkelt in Fryslân. De natuurdoelanalyses bevatten dus ook geen onomkeerbare conclusies. De natuurdoelanalyses voor het Drents-Friese Wold & Leggelderveld en het Fochteloërveen zijn te vinden op de website van provincie Drenthe(eksterne keppeling).

In de vragen en antwoorden onderaan deze pagina is meer informatie te vinden over de natuurdoelanalyses.

Wat staat er in een NDA?

In een NDA staat voor een Natura 2000-gebied wat de staat van de natuur is. Er staat in beschreven in welke mate de natuurdoelen voor dat gebied gehaald worden, of er knelpunten zijn en welke dat dan zijn.

Vervolgens geeft de NDA een paar globale oplossingsrichtingen waaraan gedacht kan worden voor het verbeteren van eventuele drukfactoren/knelpunten – bijvoorbeeld verdroging of verzuring - die naar voren zijn gekomen. De provincie beantwoord in een NDA de volgende vragen:

Hoe gaat het met de stikstofgevoelige habitattypen en soorten (staat van instandhouding)?

•           Waar zou het door kunnen komen als het niet goed gaat (drukfactoren)?

•           Welke maatregelen zijn uitgevoerd of gepland om aan natuurherstel te werken (reeds bestaande herstelmaatregelen)?

•           Aan wat voor een type maatregelen zouden we kunnen denken om dit te verbeteren (suggesties herstelmaatregelen)?

De NDA’s zijn gemaakt aan de hand van de Handreiking(eksterne keppeling) van de Ecologische Autoriteit.

Wat staat er niet in een NDA?

Wat niet in een NDA staat omschreven is een pakket met concrete maatregelen om de natuur te verbeteren. Er staat op globaal niveau wat voor maatregelen kunnen bijdragen (denk dan bijvoorbeeld aan: een hoger waterpeil kan bijdragen), maar niet tot in detail uitgewerkt welke maatregel waar moet plaatsvinden. Het is de bedoeling dat dat soort maatregelen worden bepaald in de gebiedsgerichte aanpak met de streek en belanghebbenden waarin de gebiedsplannen worden gemaakt (op basis van het FPLG gebiedsprogramma).

Wat is de relatie tussen de NDA’s en het FPLG?

Het overkoepelende FPLG ontwerp-gebiedsprogramma is ingeleverd bij het Rijk/EA. De gebiedsgerichte aanpak voor het maken van gebiedsplannen start na de beoordeling van dat plan (verwachting: 2024). De NDA’s en het gebiedsprogramma zijn voeding voor het maken van die gebiedsplannen en zijn 30 juni ter consultatie aangeboden bij het Rijk/EA.

Wat is de status van een NDA?

Een NDA is geen juridisch document, maar bevat de op dat moment meest recente informatie over de staat van een Natura 2000-gebied. Het is wettelijk bepaald dat voor besluiten rondom vergunningverlening de meest recente informatie gebruikt moet worden. Ook voor het opstellen van Natura 2000-beheerplannen is dit belangrijke input. Daarom wil de provincie ervoor zorgen dat die meest recente informatie ook zo compleet mogelijk en van goede kwaliteit is.

Welke NDA’s moeten nu aangeleverd worden?

Het gaat om de Natura 2000-gebieden met stikstofgevoelige habitats (leefgebieden). In Fryslân zijn dat:

- Bakkeveense Duinen

- Van Oordt’s Mersken

- Wijnjeterper Schar

- Rottige Meenthe & Brandemeer

- Ameland

- Alde Feanen

- Vlieland

- Terschelling

- Schiermonnikoog

- Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

Voor het Drents-Friese Wold & Leggelderveld en het Fochteloërveen maakt provincie Drenthe de natuurdoelanalyses. Provincie Fryslân kijkt daarin mee.

En hoe zit het met de andere Natura 2000-gebieden?

Ook voor de andere Natura 2000-gebieden zullen waarschijnlijk NDA’s gemaakt worden. Deze eerste ronde NDA’s omvat de stikstofgevoelige gebieden.

Hoe gaat het met de natuur in Fryslân (n.a.v. NDA’s)?

In de NDA’s voor de verschillende gebieden is te lezen hoe het gaat met de natuur per gebied. De algemene indruk is dat de natuur in Fryslân onder druk staat en de doelstellingen niet gehaald worden. De belangrijkste problemen zijn de stikstofdepositie en verdroging.

De uitstoot van stikstof is in veel Natura 2000-gebieden op het vaste land te hoog [te hoog om de natuur in de Natura 2000-gebieden te herstellen en te behouden]. Ook verdroging en verzuring zijn belangrijke problemen.

Soms lijkt het met de habitattypen en leefgebieden voor soorten qua omvang nog best goed te gaan, maar gaat de kwaliteit van de natuur wel achteruit. Ook is in veel habitattypen de soortenrijkdom laag: er is minder biodiversiteit. Dat heeft waarschijnlijk te maken met verzuring door stikstofdepositie. Die verzuring, maar ook vermesting worden mogelijk versterkt door verdroging. Water kan verzuring of vermesting 'bufferen'. Dat betekent dat de effecten van verzuring en vermesting tegen worden gehouden. Als er verdroging plaatsvindt, heeft het grondwater dus minder capaciteit om die verzuring of vermesting te bufferen en zijn de effecten op de natuur meer merkbaar.

In heidegebieden komt het voor dat de grond te voedselrijk wordt door stikstof. Grassen, bomen en struiken houden van die voedselrijke grond en groeien snel. Terwijl de kwetsbare (heide)soorten juist niet van die voedselrijke grond houden en dus langzaam verdrongen worden door de grassen en de bomen.

Hoe het met de specifieke Natura 2000-gebieden gaat, is in de betreffende NDA’s te lezen.

Wat is het proces rond het aanleveren van de NDA’s?

De provincie moet de NDA’s bij de Ecologische Autoriteit (EA) aanleveren voor een advies. De EA publiceert per gebied een advies, gebaseerd op de NDA’s, de achterliggende informatie en een veldbezoek. Dat is voor een aantal NDA’s van andere provincies al gebeurd. De adviezen van de EA zijn hier te vinden(eksterne keppeling).

Waarom leverde de provincie de natuurdoelanalyses (NDA’s) niet op 1 april aan?

Het maken van kwalitatief goede NDA’s kost veel tijd. Er werd gevraagd om de natuurdoelanalyses te richten op de stikstofgevoelige soorten en leefgebieden, maar Fryslân neemt direct alle doelsoorten in deze Natura 2000-gebieden mee. Dat is omdat deze NDA’s belangrijke input zijn voor het gebiedsprogramma en gebiedsprocessen die straks in het kader van het FPLG opgestart worden.
Omdat het verzamelen van alle informatie en vervolgens het duiden daarvan én het afstemmen met partijen [denk aan terreinbeherende organisaties] veel tijd koste, heeft de provincie ervoor gekozen om de NDA’s niet op 1 april aan te leveren, maar de prioriteit te zetten op kwaliteit. De provincie heeft richting het Rijk meerdere keren aangegeven de planning van 1 april niet te halen.

Ook vindt de provincie het belangrijk de NDA’s in samenhang met het ontwerp FPLG gebiedsprogramma aan te leveren. Dit omdat de mogelijke knelpunten in de NDA’s, in samenhang met de overkoepelende aanpak en doelen in het gebiedsprogramma, handelingsperspectief en handvatten bieden voor de gebiedsprocessen.

Tot slot wou de provincie de tijd nemen om de NDA’s ook met Provinciale Staten, de buurprovincies en betrokken partijen te bespreken. Natuurgebieden houden zich niet aan de provinciegrenzen en daarom is het belangrijk om voor zulke gebieden samen te werken.

Daarom is besloten om de NDA’s uiterlijk 1 juli aan te leveren.

De provincie Fryslân leverde de NDA’s later aan dan 1 april, hoe zit dat met andere provincies?

Er zijn meer provincies (bijvoorbeeld Drenthe, Zeeland en Gelderland) die de NDA’s later aanleverden dan 1 april. Daar is Fryslân niet alleen in. Ook zijn er provincies die wel voor 1 april NDA’s hebben aangeleverd. Bijvoorbeeld provincie Noord-Brabant.

Wie moet de Natuurdoelanalyses maken?

Het opstellen van Natuurdoelanalyses (NDA’s) is een verplichting vanuit het nationale Programma Stikstofreductie en Natuurverbetering (PSN). De provincies zijn verantwoordelijk voor het opstellen van de NDA’s in hun eigen provincie. Ook Rijkswaterstaat en het ministerie van Defensie stellen de natuurdoelanalyses op voor de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden waar zij verantwoordelijk voor zijn.

Waar zijn de NDA’s op gebaseerd?

De provincie Fryslân maakt de Natuurdoelanalyses op basis van gegevens die al bekend zijn. Het gaat om gegevens uit veldbezoeken, gegevens van- en gesprekken met de terreinbeheerders en in een aantal gevallen aanvullende veldbezoeken tijdens het maken van de NDA’s.
Er wordt gebruik gemaakt van de metingen die gedaan zijn toen de Natura 2000-gebieden werden aangewezen. Die kun je zien als nul-meting. Ook gebruiken we kaarten waarop de vegetatie (planten) in een bepaald gebied staan, en zijn er profielen van de soorten en leefgebieden in de Natura 2000-gebieden. Daarin staat bijvoorbeeld de kenmerken van een soort of leefgebied, maar ook de spreiding in Nederland en de instandhoudingsdoelen. Verder wordt gebruik gemaakt van onderzoeksgegevens van onder andere ecologische bureaus, terrein-beherende organisaties en soortenorganisaties.

Al deze gegevens samen laten zien hoe de natuur zich de afgelopen jaren (sinds de nul-meting) heeft ontwikkeld. Daarmee is het mogelijk een indicatie te geven of de natuur vooruit of achteruit is gegaan. Wat betreft omvang, maar ook als het gaat om kwaliteit.

Hoe wordt de staat van de natuur omschreven in de NDA’s?

In de NDA’s staat voor elk natuurdoel omschreven of het behaald wordt met de maatregelen uit het Natura 2000-beheerplan. Ook staat er in of de stikstofuitstoot daalt of niet. Op basis daarvan zijn 3 eindoordelen mogelijk: 

Ja. Dit betekent dat de stikstofgevoelige natuur niet achteruit gaat en eventuele uitbreidingsdoelen worden behaald.  

Ja, mits. Dit betekent dat er geen verslechtering is van de stikstofgevoelige natuur, maar dat het niet zeker is of de uitbreidingsdoelen gehaald worden. Aanvullende maatregelen zijn noodzakelijk in dit geval.   

Nee, tenzij. Dit betekent dat het niet uit te sluiten is dat de natuur verslechterd en dat uitbreidingsdoelen niet worden gehaald. Aanvullende maatregelen zijn noodzakelijk in dat geval.  

Wat als er bepaalde gegevens niet bekend zijn?

Er was weinig tijd voor het maken van deze eerste NDA’s. Daarom was het nu alleen mogelijk om de analyses te maken op basis van al bestaande gegevens (en in een paar gevallen van aanvullend onderzoek). Dat betekent dat er nu een zo volledig mogelijk beeld gemaakt wordt van de staat van de natuur in de gebieden met de informatie die er al is, maar dat dat in de komende jaren nog verder aangevuld kan worden met meer onderzoek.

In de NDA’s staat welke kennis er nog ontbreekt en wat de perspectieven zijn voor het aanvullen van die kennis. De komende tijd gaat de provincie aan de slag om de kennisleemtes op te vullen.

Wat betekent het voor de vergunningverlening?

De vergunningverlening wordt niet helemaal stilgelegd in Fryslân. De informatie uit de NDA’s wordt meegenomen in de afweging voor het verlenen van een vergunning voor de Wet natuurbescherming. Dit biedt de mogelijkheid om in individuele gevallen een beoordeling te maken over het al dan niet af kunnen geven van een vergunning. Heeft een project met extern salderen een effect op een soort waarmee het niet goed gaat, dan is vergunningverlening zeer moeilijk. De initiatiefnemer krijgt dan de mogelijkheid om de vergunningaanvraag aan te vullen met een passende beoordeling. In sommige gevallen kan het zo zijn dat bij aanvragen waarbij gebruik wordt gemaakt van intern salderen of die geen gebruik maken van een emissiearm stalsysteem vergunningen (of positieve weigeringen) nog kunnen worden afgegeven.

Vergunningaanvragen emissiearme stallen

Eind vorig jaar (2022) is besloten om in Fryslân de vergunningverlening voor de Wet natuurbescherming alleen door te laten gaan voor aanvragen waarbij het niet gaat om emissiearme stallen. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State oordeelde dat het onvoldoende zeker is dat meerdere emissiearme stalsystemen in de praktijk doen wat ze beloven, terwijl deze zekerheid volgens Europese natuurbeschermingsregels wel nodig is bij het verlenen van natuurvergunningen. Daarom kan voor die systemen nu geen vergunning verleend worden. In juni heeft Gedeputeerde Staten besloten die lijn eerst voort te zetten, omdat er op dit moment nog niet meer duidelijkheid is over de werking van die systemen.

Hoe gaan we om met vergunningverlening als het gaat over de gebieden die (ook) in andere provincies liggen?

Problemen zoals verdroging, verzuring en stikstof houden zich niet aan (provincie)grenzen. Daarom moeten we bij vergunningverlening rekening houden met de natuur in onze buurprovincies. In de praktijk betekent het dat we rekening moeten houden met de effecten van een project tot een maximale afstand van 25 kilometer.

Wat wordt er nu met de NDA’s gedaan?

De Ecologische Autoriteit gaat aan de slag om een advies uit te brengen over de NDA’s, net als voor het FPLG-gebiedsprogramma. Voor de NDA’s nodigen we de EA voor een veldbezoek per gebied.
De NDA’s en het gebiedsprogramma worden gebruikt als voeding voor de gebiedsgerichte aanpak in het kader van het FPLG. Dat gebeurt in samenwerking met verschillende partijen en op gebiedsniveau.

Het inleveren van deze NDA's is als het ware een eerste stap in het proces. Het bevat geen onomkeerbare conclusies omdat het een dynamisch proces is, waarbij we met de eerste reacties weer verder kunnen werken aan het opvullen van o.a. kennisleemtes. Zo ontstaat er een steeds vollediger beeld van hoe het met de natuur gaat en hoe die zich ontwikkelt.

Kunnen we de voor- of achteruitgang van de natuur goed vergelijken als de natuurgebieden sinds de vorige analyse zijn uitgebreid of gewijzigd?

Voor sommige gebieden is voor de wenselijke uitbreidingen destijds een ambitiekaart gemaakt naast de habitattypenkaart. Voor sommige habitattypen geldt een uitbreidingsdoelstelling voor de oppervlakte en/of de kwaliteit. Meestal is dat bij habitattypen waarbij het in Nederland in de afgelopen decennia slecht gegaan is. Die ambitiekaart gaf globaal aan waar die uitbreidingen van de oppervlaktes binnen de ecologische opbouw van het gebied het meest waarschijnlijk waren. Maar meer dan een globale aanduiding van de ambities was het niet.

In Friesland is er geen gebruik gemaakt van ambitiekaarten en wordt alleen gewerkt met de habitattypenkaart, die we ook wel de T0-kaart noemen. Die T0-kaart geeft weer waar de habitattypen voorkwamen bij de aanwijzing van het gebied of bij het vaststellen van het Natura 2000-beheerplan.

Die T0-kaart is belangrijker, nu ook bij de Natuurdoelanalyses (afgekort NDA’s) Die nul- of uitgangssituatie van deze T0-kaart wordt in de NDA gebruikt om te bepalen wat de ontwikkelingen zijn in zo’n gebied. Met behulp van recentere gegevens (vegetatiekarteringen en gegevens van kenmerkende soorten als insecten en vogels) wordt bepaald of de oppervlakte veranderd is. Ook de huidige kwaliteit wordt bepaald met de recentere gegevens. De oppervlaktes en kwaliteit kunnen minder geworden zijn in de afgelopen 10 jaar. Het kan ook zijn dat door de maatregelen, die in het gebied uitgevoerd zijn, dat de oppervlaktes of kwaliteit verbeterd zijn.

Dus de T0-kaart met de oppervlaktes van de toen aanwezige habitattypen wordt gebruikt als uitgangssituatie en met recentere gegevens kunnen de veranderingen bepaald worden. En die wijzigingen (positief of negatief) bepalen de eindoordelen van de NDA’s. Gaat het goed of gaat het slecht met de aangewezen habitattypen of vogelsoorten? Dat wordt bepaald op basis van de gegevens, die als bronnen vermeld zijn in de NDA’s. En daarmee wordt een oordeel gegeven over de vooruit- of achteruitgang van de natuur sinds de vorige analyse (Natura 2000-beheerplan met de T0-kaart)

Als de T1 kaart (straks) meer hectare van een habitat laat zien dan de T0 kaart, dan is dat positief voor de staat van instandhouding en draagt het bij aan de doelstellingen en daarmee aan het van het slot gaan van vergunningverlening.